Johannes Fabricius

Geslacht
Leeftijd

> 69

Geboren

±1565

te

Dillenburg, Hessen, Deutschland

Gedoopt

te

Overleden

>1634

te

Pfalz, Nordrhein-Westfalen, Deutschland

Begraven

te

Vader

Geboren
Overleden
Moeder

Geboren
Overleden

<1603

te

Met

NN ab Ewick

Geboren

Overleden

>1634

Kinderen

Bernhardus
Johannes Lodewijk
Johannes Sigefridus

Notities

Jaap Niemeijer vermeldt op zijn website (zie bronnen) in de kwartierstaat van Jakob Hulshof het volgende:

Gegevens over Cuperus zijn te vinden op blz. 54/55 van het boek De hervormde predikanten van Drenthe sedert de hervorming tot in 1861 van T.A. Romein. Uitg. J. Oomkens & Zoon 1861.
Ook: Geschiedenis van Drenthe, Meppel 1985, 325.
Verder publiceerde Cor de Graaf in het Drents Genealogisch Jaarboek, jaargang 1998, nummer 5, een artikel over "het predikantengeslacht Fabricius" met veel genealogische gegevens en wetenswaardigheden.
Over de hervorming in Drenthe (1598) en de eerste predikanten daar, is verder lezenswaardig het artikel van Jan G. Brinks in de Nieuwe Drentse Volksalmanak 1986 blz. 1 t/m 18.

Johannes Fabricius noemde zich ook wel Johannes Sigefridus Cuperus, Johannes Seijbert Cuperus en Johannes Cuperus.Hij trad als predikant in dienst in 1598 te Jarsum in Oostfriesland.(Maar een bron uit 1726 geeft aan, dat hij als balling te Jarssum woonde). Hij vertrok van daar in 1607 naar Grijpskerk, prov. Groningen. Op de classicale vergadering van 11 september 1609 werd hij van zijn dienst ontslagen wegens calumnie (lastering). Toen dit vonnis op de synode in 1610 bevestigd was, werd hem door de Gedeputeerde Staten op 11 oktober 1610 vier maanden uitstel verleend om zijn zuivering in te leveren, met vergunning om daar(=Grijpskerk,N.)zo lang te mogen blijven. Als hij daartoe in gebreke bleef, zou hij -nadat de termijn verstreken was- zonder uitstel moeten vertrekken. Op zijn verzoek werd op de synode in 1611 besloten hem een purum testimonium, d.i. een zuiver, goed getuigschrift te geven. Op een aanbeveling van de Stadhouder Prins Maurits hield hij een leerrede voor Drost en Gedeputeerden en daarna tevens voor de gemeente te Gasselte, waar hij werd beroepen en bevestigd op de classis van 6 mei 1611
Hij was daar tot 1630 predikant. Tot dat moment hadden Gasselte en Gieten één voorganger:Jodocus Vossius van 1598 tot 1602 en Wilhelmus Marcii van 1602 tot 1611. In 1610 besloot de synode in verband met moelijkheden met Marcii Gasselte van Gieten af te splitsen. Cuperus werd daardoor de eerste predikant met alleen Gasselte als standplaats. Hij was de opvolger van de priester Hendrik van Kampen (Henricus Campensis). Als predikant was hij tevens belast met de school- en kostersdienst, waarvoor Drost en Gedeputeerden hem op 23 januari 1612 12 mudde rogge toestonden. Hij bracht het in 1615 tot voorzitter van de synode.In 1619 klaagde Cuperus op de synode over het feit, dat hij naast predikant tevens het kostersambt moest bedienen.
Al direct na zijn intrede ontstonden er moeilijkheden met Jacobus van den Utlo, omdat deze geen gehoor wenste te geven aan de toezegging van Drost en Gedeputeerden om de vicarie-inkomsten aan Cuperus ter beschikking te stellen.
Een vicarie was een private stichting die in de late Middeleeuwen ontstonden toen vermogende gelovigen soms bepaalden dat een deel van hun nalatenschap, veelal land of ander onroerend goed, moest worden ondergebracht in zo’n private stichting of vicarie. Het vruchtgebruik van zo’n vicarie werd dan gevestigd op een altaar in een kerk met de bedoeling daarvan diensten van de clerus te bekostigen, met name het op gezette tijden lezen van missen aan het altaar voor het zieleheil van de stichter of diens naaste (overleden) verwanten. Bovendien verschafte de vicarie zo in zekere mate de middelen voor het levensonderhoud van de met de diensten belaste geestelijke (de vicaris). De stichter wees meestal ook een patroon of collator aan, vaak een naaste verwant die het blote eigendom van de vicariegoederen had en het recht had de vicaris aan te wijzen, behoudens goedkeuring van de bisschop, goederen beheerde. In Drenthe moeten ooit 60 vicarieën zijn geweest. Dat kon -zoals gezegd- een altaar in de parochie- of kloosterkerk zijn, maar ook een afzonderlijk staande kapel.In Gasselte was er de Sint Catharina Vicarie, al gevestigd in 1362 door Wermoldus van Gasselte. Hij besliste toen zijn dood naderde, bij testament dat in de kerk van Gasselte een vicarie op een bij-altaar in de kerk, bediend door de eigen priester, moest worden gesticht ten behoeve van zijn zieleheil, van zijn erfgenamen en vrienden. Zo’n bij-altaar werd vaak opgericht boven het graf van de stichter en dat zal ook voor Wermoldus van Gasselte hebben gegolden. In de kerk van Gasselte bevinden zich heden nog twee "stenen" afkomstig uit de 13e eeuw; op een daarvan zijn nog sporen te zien van een tekening en wijdingskruisen. Gezien de datering is het niet ondenkbaar, dat de stenen iets te maken hebben gehad met het Sint Catharina altaar. Met Sint Catharina werd bedoeld Catharina van Alexandrië,volgens de legende de beeldschone dochter van koning Costus van Cyprus en vanwege haar christelijk geloof -op bevel van de keizer van Alexandrië, Maxentiüs, die eigenlijk met haar willen trouwen- gemarteld en onthoofd. Zij is de patrones van het aartsbisdom Utrecht en de beschermheilige van molenaars, wagenmakers en universiteiten.
De inkomsten van de vicarie -die dus ten goede kwamen van de priester, vicarus of vicarius genaamd- bestonden in oorsprong uit jaarlijks 30 mudden rogge en 10 mudden haver van met name genoemde erven. Opvallend in het Gasselter geval was, dat de erven (boerderijen) die de rogge en haver moesten leveren, voor het grootste deel bij Emmen lagen. Mogelijk was Wermoldus of diens vrouw uit die omgeving afkomstig. Tijdens de ongeveer tweeënhalve eeuw van haar bestaan, werd deze vicarie nog eens door verschillende personen met pachten en goederen begiftigd. Het collatierecht was in handen van de stichter en zijn nakomelingen; later was het in handen bij de Heren van Ruinen en dat blijft zo tot de vicarie, net als alle Rooms Katholieke instellingen in Drenthe, in 1598 wordt opgeheven. De eerste vicaris die in de geschriften wordt genoemd is heer Johan(nes) Scuttorp, waarschijnlijk -gelet op z’n naam, die kennelijk naar een plaatsnaam verwijst- afkomstig uit Duitsland. In 1514 was het de priester Johan Pigge, die op 15 april 1514 te Utrecht tot priester werd gewijd, vicaris en was dat nog in 1534. Hij behoorde tot de aanzienlijke familie Pigge van Ruinen. In 1534 maakte hij een inventarisatie van de bezittingen van de vicarie
Jacobus van den Utlo (overleden 1623) was de laatste vicaris. Hij studeerde aan de universiteit in Erfurt, waar later -in 1501- ook Luther aan zijn studie begon. Jacobus van den Utlo komt op een ongelukkig moment in dienst van de Catharina vicarie en wel in 1594. Hij is daarvoor korte tijd priester geweest in Nijeveen. Maar de hervorming staat voor de deur en op 10 mei 1598 komt aan zijn ambt een eind als Willem Lodewijk van Nassau bij decreet bepaalt dat alle Room Katholieke priester en schoolmeesters worden ontslagen. Zijn vastgestelde beloning in de vorm van veertig mudden zaad, Groninger maat moest hij node missen. De kinderen van Gasselte kregen gratis onderwijs bij hem aan huis, en het is de eerste keer dat we over een "school" lezen. De vicariegoederen zouden worden gebruikt voor de pastoriën, predikanten en schoolmeesters. Van den Utlo wilde echter in 1611 geen afstand doen van zijn inkomsten uit Gasselte ten behoeve van Cuperus. Hij bleef in het vicarijhuis wonen. Nog in 1616 gaf hij onderwijs in Gasselte.(Zie ook het artikel van J. Kroezenga in De Baander oktober 1980 en zijn op 19 november 2000 verschenen boekwerkje "Uit de geschiedenis van de Sint Catharina Vicarie te Gasselte").
Cuperus werd in 1618 voor Drenthe als afgevaardigde aangewezen bij de Nationale Synode van Dordrecht als revisor van het Nieuwe Testament. Zij collega Onias Boöthius uit Coevorden werd aangesteld als revisor voor het Oude Testament. Beiden werden echter al na één dag vervangen wegens hun gebrekkige kennis van de Nederlandse taal.
Cuperus’ondergang als predikant kondigde zich echter aan. Op zondag 16 juni 1622 werd hij bij een dronkemansgevecht in zijn eigen huis door de predikant van Anloo (H. van Holle) met een sabel aan zijn hand verwond. Beiden werden op 28 augustus 1622 door Drost en Gedeputeerden beboet; van Holle kreeg een boete van drie ponden(ƒ 18) en Cuperus moest één pond als boete betalen ten voordele van de armen van Gasselte. Verder moesten ze beiden hun gemeenten om vergeving vragen in tegenwoordigheid van de beide predikanten uit de classis van Rolde. De zaak werd in afwachting daarvan tot de volgende synode uitgesteld; toen werden ze beiden weer in hun dienst hersteld. Hun veroordeling in een boete was niet zo zeer om de verwonding, maar om het onzedelijk en onkuis levensgedrag, hetwelk de een van de andere toen aan het licht bracht.
Een jaar na het sabelincident moest Cuperus zich verantwoorden voor het feit, dat hij zijn zoon Bernhardus (toen nog student) in de kerk van Gasselte had laten preken zonder toestemming van de synode. In 1624 begonnen ook de gemeenteleden van Gasselte over hun predikant te klagen. Hij zou namelijk een huwelijk tussen een zwerfster en de koeherder van Eext wel hebben willen voltrekken, maar op getuigenis van de herbergier Johan van Dalen bleek, dat dat slechts leugens waren.
Cuperus werd in 1630 naar Zuidlaren verroepen en vertrok naar daar in augustus van dat jaar, daarmee plaats makende voor zijn zoon Bernhardus Fabricius. Daar verging het hem ook niet zo best.In 1631 gingen er al weer allerlei geruchten over zijn verleden en hij werd door zijn wegens dronkenschap afgezette voorganger beschuldigd van overspel. Hij moest zich daarover verantwoorden. Hij erkende ditmaal, dat hij in het verleden eens wegens overspel ter dood was veroordeeld. Indertijd was dit vonnis niet ten uitvoer gebracht, maar hij was toen gegeseld. Hierop werd hij door de Synode op 8 december 1631 afgezet. Na afzetting vertrok hij in 1634 met zijn vrouw naar de Palts, maar al zijn zonen, die de naam Fabritius/Fabricius gingen voeren, werden predikant in Drenthe, Stad en Lande of Oost-Friesland.

Home - Startpagina Frans Vlieg - Bronnen